Niet-ontvankelijk
In een procedure wordt er veelal door een eisende partij uitgebreid stilgestaan waarom zij vindt dat zij een vordering heeft op de andere partij. Natuurlijk gaat deze laatste inhoudelijk in op de eisen en probeert deze eisen te ontkrachten. Dit wordt inhoudelijk verweer genoemd.
Maar soms kan het zijn dat een inhoudelijk verweer niet de eerste linie van de verdediging moet zijn. Het komt voor dat de eisende partij te laat is met de vordering aan de rechter voor te leggen. Ook komt het wel eens voor dat de eisende partij andere formaliteiten niet op een juiste wijze in acht heeft genomen en daardoor eigenlijk de vordering niet ingediend kon worden. De rechter komt dan niet toe aan de inhoudelijke behandeling, en moet de vordering op formele gronden afwijzen. Dit wordt “niet-ontvankelijk” genoemd.
Niet-ontvankelijk, dan geen inhoudelijk verweer?
Als bij het bestuderen van de vordering de fouten in de formele regels wordt vastgesteld, dan is natuurlijk het eerste wat wij doen een zogenaamd “niet-ontvankelijkheidsverweer” voeren. Het is dan aan de rechter dat verweer te toetsen en op basis van die toets een uitspraak te doen.
Je kan dus zeggen dat je met een niet-ontvankelijkheidsverweer klaar bent. Maar dat is wel zeer risicovol. Want als de rechter tot de conclusie komt dat de formele gronden niet goed zijn gevolgd maar dit verzuim hersteld kan worden, dan kan het zo zijn dat het niet-ontvankelijkheidsverweer niet slaagt. Als je dan geen inhoudelijk verweer hebt gevoerd, dan kan de rechter niet anders dan de vordering toewijzen.
Niet-ontvankelijk? Misschien toch wel!
In een recente procedure die een van onze juristen heeft gevoerd, kwam dit uitgebreid aan de orde. Wat speelde hier?
Een cliënt van ons kantoor, een werkgever, had op goede gronden een werknemer ontslagen. De werknemer was het er niet mee eens en heeft middels zijn advocaat een verzoek tot vernietiging van het ontslag bij de rechtbank ingediend. De advocaat had echter bij het opstellen van het verzoek een andere rechtspersoon, zijnde niet de werkgever, gevonden en die partij in rechte betrokken.
Toen onze cliënt het verzoekschrift aan ons voorlegde, viel ons direct op dat het niet de juiste rechtspersoon was en het verzoek ook niet behandeld kan worden. Immers, een verkeerde rechtspersoon in rechte betrekken, zou bij toewijzing zeer bijzondere uitwerking kunnen hebben.
In het verleden hebben wij vaker gezien dat er verkeerde rechtspersonen betrokken werden. Dat komt voor bij bijvoorbeeld een holding waarin de staf werkzaam is en werkmaatschappijen heeft waarin anderen werkzaam zijn. Als dan bijvoorbeeld de ontslagbrief wordt verzonden, dan gaat die brief eruit met de bedrijfsnaam “voorbeeld holding B.V.” terwijl de betrokken werknemer werkzaam was/is bij “voorbeeld uitvoering B.V.”. Als jurist/advocaat moet je daar scherp op zijn en de werkgever “voorbeeld uitvoering B.V.” in rechte betrekken.
In het verleden was je dan snel klaar als toch de rechtspersoon “voorbeeld holding B.V.” in rechte werd betrokken: “Sorry rechter, maar deze werknemer heeft nooit een arbeidsovereenkomst gehad met deze rechtspersoon, dus kan die arbeidsrelatie ook niet hersteld worden”. Zitting gesloten, hamerslag en klaar.
Niet-ontvankelijk: de kantonrechter
Maar in 2022 is hier toch verandering in gekomen. In die zaak speelde precies hetgeen ik hiervoor beschreef. Werknemer, werkzaam voor B.V. 2, werd ontslagen. Werknemer was het niet met het ontslag eens en ging naar zijn advocaat. Deze advocaat stelde een verzoekschrift op ter vernietiging van het ontslag en diende deze in bij de kantonrechter. Maar het ging fout. De advocaat had niet B.V. 2, maar B.V. 1 in rechte betrokken. Weliswaar waren B.V. 1 en B.V. 2 onderdeel van een concern en was de bestuurder van beide rechtspersoon hetzelfde, het verweer was dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat de werknemer nooit bij B.V. 1 gewerkt had. De kantonrechter ging hierin mee en wees het verzoek op de formele grond af.
Niet-ontvankelijk: het gerechtshof
De werknemer was natuurlijk zeer teleurgesteld met de uitspraak van de kantonrechter en is in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof in Den Bosch (zie hier het arrest). Nu pakte de advocaat van de werknemer het anders aan en heeft aan het gerechtshof toestemming gevraagd niet B.V. 1 maar B.V. 2 als werkgever aan te merken.
De advocaat van de werkgever en van B.V. 1 heeft hiertegen een niet-ontvankelijkheidsverweer gevoerd. In zijn ogen was en blijft de verkeerde rechtspersoon in de procedure betrokken.
Het gerechtshof heeft echter het niet-ontvankelijkheidsverweer afgewezen en de zaak vervolgens inhoudelijk behandeld. De reden waarom het gerechtshof het niet-ontvankelijkheidsverweer heeft afgewezen is (kort gezegd) tweeledig:
- De vennootschappen waren binnen een concern ondergebracht en handelden veelal onder dezelfde handelsnaam;
- de bestuurder van beide rechtspersonen is een en dezelfde persoon. Daardoor wist hij van de vordering tegen de rechtspersoon en kon hij ook al verweer voeren;
(er zijn nog een paar argumenten, maar deze laten we weg voor de leesbaarheid)
Het gerechtshof kwam dus eigenlijk tot de conclusie dat de werkgever of de andere B.V. niet in hun positie geraakt werden, omdat zij beide kennis hadden van het ontslag en het verweer. Daarbij heeft het gerechtshof ook geconcludeerd dat fouten gemaakt kunnen worden, maar ook hersteld mogen worden.
B.V. 1 en B.V. 2 hadden bij de kantonrechter geen inhoudelijk verweer gevoerd. Daarvan heeft het gerechtshof nog gezegd dat dat eigenlijk spelen met vuur was. Want als de kantonrechter tot het oordeel was gekomen dat de fout hersteld mocht worden, dan was de arbeidsovereenkomst weer in ere hersteld, nu er geen inhoudelijk verweer was gevoerd. In hoger beroep kropen B.V. 1 en B.V. 2 door het oog van de naald, doordat zij alsnog inhoudelijk verweer mochten voeren.
Kortom: altijd opletten en niet zomaar uitgaan van niet-ontvankelijk zijn
De uitspraak van het gerechtshof Den Bosch leert ons altijd scherp te blijven op de formele kanten van een zaak, maar zeker ook oog blijven houden voor de inhoudelijke aspecten in een dossier. En dan kan het best zo zijn dat formeel de vordering aan alle kanten rammelt, maar inhoudelijk de vordering erg sterk is. In dat geval is het altijd zinvol vooraf het dossier goed op te bouwen. Daarbij kunnen wij jou natuurlijk met onze specialisten helpen.
Onze vraag aan jou:
Heb jij wel eens dat het juridisch jargon abracadabra is, of is er een onderwerp waar je meer over wil weten, tip ons. Dan gaan we daar graag op in in onze publicaties. Stuur je vraag of tip aan jouw accountmanager of info@facilyLAW.com