In Nederland moeten beslissingen over kinderen worden gemaakt door de ouder(s) die met het gezag over een kind zijn belast. Dat kan een ouder alleen zijn of ouders samen. Ook bij een verhuizing van het kind geldt dit, maar toch kan de rechter de beslissingsvrijheid van een ouder die alleen met het gezag belast is, beperken.

Bij gezamenlijk gezag

Wanneer ouders gezamenlijk met het gezag over een kind zijn belast, kan een van deze ouders niet zonder toestemming van de andere ouder samen met het kind verhuizen. Mocht de andere ouder geen toestemming willen geven, dan kan de ouder die de wens heeft samen met het kind te verhuizen, de rechtbank verzoeken vervangende toestemming te geven. In dat geval wordt dat verzoek behandeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder een aantal in de vaste rechtspraak ontwikkelde criteria.

Bij eenhoofdig gezag

Omdat het verhuizen van/met een kind een gezagsbeslissing is, kan een ouder die alleen met het gezag belast is deze dus in beginsel zelf kan nemen, zonder toestemming van de andere ouder of de rechtbank. De Hoge Raad heeft in 2021 bevestigd dat ook wanneer er sprake is van eenhoofdig gezag, de keuzevrijheid van de ouder met het gezag beperkt mag worden, indien deze ouder niet voldoet aan de verplichting om de omgang tussen het kind en de andere ouder te bevorderen. De rechter moet dan op grond van artikel 8 EVRM alle maatregelen nemen die in dat geval passend zijn om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen mee te werken aan omgang tussen het kind en de andere ouder. Het kan zijn dat een verbod om te verhuizen of een bevel om terug te moeten verhuizen in een geval passend is.

Beperking op alleen beslissen

Uit jurisprudentie blijkt dat de omstandigheden van de ouders en het kind een grote rol spelen. Omdat niet elke situatie gelijk is, heeft de rechter dus geen vaste regels wanneer het niet mogen verhuizen/moeten terugverhuizen passend is. Dit wordt van geval tot geval bekeken. Een zodanig verschil blijkt ook uit twee recente uitspraken van het Gerechtshof ’s Hertogenbosch van 16 november 2023 en Rechtbank Den Haag van 7 juli 2023.

Moeder moet terugverhuizen

Het Gerechtshof moest beslissen over het verhuizen van moeder en zoon naar Zuid-Frankrijk. Moeder verbleef daar een tijd met zoon, maar woonde er formeel nog niet. Vooropgesteld is het Hof van mening dat het in het belang van het kind is dat ‘beide ouders op structurele en regelmatige basis betrokken zijn in het leven van [minderjarige] en dat hij ook een veilige gehechtheidsrelatie kan opbouwen met zijn vader’.

Met vader gold een tijdelijke omgangsregeling waarbij het gedurende één weekend per maand de ene keer de omgang in Nederland zou zijn (in de buurt van vader) en de andere in Frankrijk (waar vader dan heen zou reizen). Vader had echter de financiële middelen niet om die regeling na te komen, waardoor hij zoon veel minder zag dan de bedoeling was. Het ligt op weg van de moeder om de omgang tussen vader en kind te bevorderen en dus verwachtte het Hof van moeder dat zij inzicht zou hebben gegeven in de wijze waarop zij omgang tussen vader en zoon voor zich zag als zij in Frankrijk zou wonen, rekening houdend met de beperkingen van vader om naar Frankrijk te reizen. Dat inzicht is uitgebleven en dus meende het Gerechtshof dat er een maatregel moest worden genomen om de omgang te kunnen laten plaatsvinden.

Nu moeder haar plannen in Frankrijk nog niet concreet waren, zij een uitkering in Nederland ontving en beschikking had over een woning in Nederland, zag het Hof geen praktische bezwaren voor moeder om in Nederland te wonen. Nu moeder en zoon nog niet lang in Frankrijk waren, verwacht het Hof dat wisselen van school voor hem niet te belastend zal zijn. Moeder mag dus niet – samen met zoon – verhuizen naar Frankrijk.

Moeder hoeft niet terug te verhuizen

De Rechtbank in Den Haag paste dezelfde uitgangspunten van de Hoge Raad toe in een geval waarbij moeder met zoon naar Australië was verhuisd. Kort na de verhuizing verbreekt zij het contact met vader en heeft vader ook geen contact meer met zijn zoon. Vader richt zich (in een al lopende procedure) tot de rechtbank met het verzoek dat moeder met zoon moet terugverhuizen naar Nederland. Nu moeder het contact van haarzelf en zoon heeft verbroken, voldoet zij niet aan haar verplichting om de omgang tussen kind en vader te bevorderen. De rechtbank oordeelde echter dat een verplichting tot terugverhuizen hier geen passende maatregel was.

Allereerst stelt de Rechtbank vast dat vader al lange tijd geen contact met zoon had en hiertoe zelf geen stappen heeft ondernomen.

De (psychische) problematiek van vader is daarnaast onderwerp in de procedure tussen ouders. De rechtbank heeft naar aanleiding van verschillende verslagen van hulpverlenende instanties vast kunnen stellen dat ook wanneer moeder en zoon in Nederland zouden wonen, er naar alle waarschijnlijk geen omgang tussen vader en zoon zou zijn. Terugkeer naar Nederland zou dus – in ieder geval op korte termijn – niet tot contactherstel leiden.

Daar komt in deze zaak bij dat zoon al een ruime tijd in Australië verblijft en steeds meer verbonden en vertrouwd raakt met die omgeving. Met hem en zijn halfzus (dochter van moeder) gaat het daar goed op school. Een terugverhuizing zou dan ook zeer ingrijpend zijn. De Raad voor de Kinderbescherming (die hier adviseerde) vond het aannemelijk dat de stress en emotie van een terugverhuizing een flinke weerslag zal hebben op moeder haar rol als opvoeder, wat niet in het belang van zoon en zijn halfzus is.

Heb je vragen over een verhuizing met een kind – zowel als je alleen het gezag hebt, gezamenlijk het gezag hebt of je juist geen gezag over je kind hebt – dan helpen onze advocaten je graag verder.