Iedereen die te maken heeft met beveiligingspassen weet dat de onschuldpresumptie uitgesloten is in de Beleidsregels onder paragraaf 3.3 ad.b. Toch heeft de voorzieningenrechter te Haarlem beoordeeld dat hier succesvol een beroep op gedaan is in een voorlopige voorziening en heeft deze toegewezen. Dit kwam door de manier waarop de Korpschef de brief voor het intrekken van de beveiligingspas opgesteld had. In plaats van het vermoeden uit te spreken dat er sprake was van een strafbaar feit, heeft de Korpschef het strafbare feit geformuleerd als zijnde gepleegd zonder dat hier een rechterlijke uitspraak aan ten grondslag lag. De voorzieningenrechter was dan ook van oordeel dat de in het EVRM vastgelegde onschuldpresumptie in dit geval van toepassing was. Nu kun je natuurlijk denken, da’s mooi, appeltje eitje bij de volgende van wie ik een voornemen ontvang. Zo simpel ligt het echter niet! Het verschil zit hem in de details, voor een betrekkelijke leek is het lezen van een voornemen tot intrekken of weigeren van de beveiligingspas of de brief waarin daadwerkelijk de pas wordt ingetrokken een crime.
De brief staat vol juridische duidingen, verwijzingen naar jurisprudentie, de motivering waarom de toestemming wordt ingetrokken of waarom hier een voornemen voor is en de wijze waarop men een rechtsmiddel in kan zetten. De details waarin het verschil kan zitten, zijn dan ook voor een juridisch ongeoefend oog nagenoeg onzichtbaar. Uiteraard kunnen wij de brieven wel op een juiste wijze lezen en interpreteren, wij kennen het klappen van de zweep en hebben de ervaring om een zienswijze, bezwaar, voorlopige voorziening of beroep in te schatten op haalbaarheid. Schroom dan ook niet om, als je in jouw organisatie te maken krijgt met een medewerker die een voornemen tot intrekken, weigeren of zelfs een intrekking of weigering ontvangen heeft, contact op te nemen met onze specialisten op dit gebied.