De rechtbank Gelderland, locatie Zutphen zag zich onlangs voor de vraag gesteld hoe er met de afspraak tussen ouders in een ouderschapsplan over alimentatie aan hun kinderen boven de 21 jaar moet worden omgegaan.

Ouders hebben i.c. toen hun kinderen minderjarig waren een ouderschapsplan opgesteld en ondertekend, waarin zij – onder meer – het volgende hebben afgesproken: De ouders verplichten zich aan een kind van 21 jaar of onder een (studie)bijdrage te betalen zolang het kind met redelijke resultaten en in overleg met hen met een beroepsopleiding bezig is of studeert, doch uiterlijk tot het einde van het schooljaar nadat het kind 23 jaar is geworden.

Op het moment dat de zoon van partijen 21 werd, is zijn vader gestopt met het betalen van alimentatie. Dit zorgde er uiteindelijk voor dat de zoon een verzoek bij de rechtbank moest indienen waarbij hij de rechtbank verzocht zijn vader te verplichten alimentatie aan hem te blijven betalen.

Derdenbeding

De rechtbank bepaalde dat het beding ten behoeve van de kinderen in het ouderschapsplan een derdenbeding is: een tussen twee partijen gesloten overeenkomst, die voor een derde het recht schept daar een beroep op te doen.

Daarna resteert de vraag voor de rechtbank of de zoon het recht ook kan inroepen en dus zijn vader kan verplichten na zijn 21e jaar door te blijven betalen. Vader en zoon verschillen namelijk van mening hoe de afspraak in het ouderschapsplan uit moet worden gelegd.

De rechtbank gebruikt bij het uitleggen van de bepaling in het ouderschapsplan het Haviltex-criterium (“Daarbij gaat het doorgaans niet alleen om de letterlijke tekst van een overeenkomst, maar ook om de vraag welke betekenis partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.” r.o. 4.3).

De rechtbank bepaalt dat in deze kwestie de tekstuele uitleg de belangrijkste is, omdat juist hier een derde (de zoon) moet weten aan welke voorwaarden hij moet voldoen om het beding in te kunnen roepen.

Mening vader

Vader is van mening dat de bepaling alleen geldt bij de eerste studie/beroepsopleiding en vindt dat hij nu zoon aan zijn tweede opleiding is begonnen, niet meer hoeft te betalen. De rechtbank leest dit niet in de overeenkomst terug en het feit dat de zoon een tweede studie doet, houdt inroepen van het beding niet tegen.

Vervolgens werpt vader zoon tegen dat hij niet met hem heeft overlegd over zijn studie, wat wel in het ouderschapsplan is opgenomen. De rechtbank is van mening dat die bepaling restrictief uitgelegd moet worden, onder meer door de moeizame en verstoorde verhouding tussen de zoon en vader en ouders onderling. Dit was zo toen het ouderschapsplan werd opgesteld, maar ook nu nog steeds. Daarnaast hebben ouders afgesproken dat moeder de keuze voor de vervolgstudie mocht maken. Dat de zoon nu zijn vader heeft gemaild over zijn studiekeuze, vindt de rechtbank in dit geval voldoende.

Vader moet dus blijven betalen voor zijn zoon, tot uiterlijk het einde van het schooljaar nadat hij 23 jaar is geworden.

Denk overigens nu niet direct dat het een oplossing is om het Haviltex-criterium uit te sluiten in het ouderschapsplan. Hier deed de Hoge Raad laatst een uitspraak over en dat kan rampzalige gevolgen hebben.

Wil je hier meer over weten? Neem dan gerust contact op met een van onze specialisten.